GEAVANCEERDE PARAMETERS
GEAVANCEERDE PARAMETERS voor het instellen van de regelaar.
Parameter
Omschrijving
eenh Default Min Max Stap
bar
0,5
0,4 1,0 0,1
Instellen van het verschil tussen de gewenste druk (Pset) en de herstartdruk. Instellen van de nominale motorfrequentie volgens typeplaatje van de motor. Instellen van de minimale bedrijfsfrequentie.
DIFFERENTIAAL DRUK VOOR HERSTART
ADV d 0.50
psi Hz
6
6
15 60
1,5
50
50
-
NOMINALE MOTOR FREQUENTIE MINIMALE BEDRIJFS FREQUENTIE MAXIMALE BEDRIJFS FREQUENTIE
MF 50
Hz
30
25
40
1
LF30
Hz
MF
MF- 5
MF +3
1
Instellen van de maximale bedrijfsfrequentie.
HF 50
WAARSCHUWING: Verhoging boven de
nominale Frequentie kan forse overbelasting geven. Instellen van de stopver- traging bij droogloopsituatie. WAARSCHUWING: een te hoge waarde kan schade aan de pomp geven. Instellen van de minimale waarde van de arbeidsfactor waaronder de regelaar de pomp stopt. Instelling: lees de waarde af met lopende motor en gesloten klep en trek hier 0.03 af. Instellen van de stopver- traging voor de regelaar een minimale arbeidsfactor alarm geeft. Instelling op “0” schakelt de functie uit. Instellen van de tijd tussen twee herstartpogingen na een droogloopalarm. Instellen op “0” schakelt automatisch herstarten uit. Instellen van de stopver- traging bij geen doorlaat (geen flow). Instellen van de responssnel- heid op drukveranderingen. Instelling afhankelijk van de systeemkarakteristieken.
sec
10
1
100
1
STOP- VERTRAGING DROOGLOOP BEVEILIGING
Td 10
0.50
0.50 0.99 0.01
-
MINIMALE ARBEIDSFACTOR
PF .50
(alleen T/T modellen)
sec
0
0
3
1
STOP- VERTRAGING ARBEIDSFACTOR BEVEILIGING (alleen T/T mod.) HERSTARTTIJD VAN DROOGLOOP- BEVEILIGING
TPF 0
min
10
0
100
1
TP10
sec
3
1
15
1
STOP- VERTRAGING BIJ GEEN DOORLAAT
TF 3
-
3
1
5
1
REACTIE- SNELHEID REGELAAR
RF 3
10
Powered by FlippingBook